Over NVM

In Nederland stamt het eerste bewijs van het beroep makelaar uit 1284. Toen gaf graaf Floris V de stad Dordrecht het recht om makelaars aan te stellen. Dat recht werd zeven jaar later vastgelegd in een zogenaamde ‘keur’, een document dat nog steeds in het gemeentearchief van Dordrecht bewaard wordt.

Makelaars waren tussenpersonen die kooplieden met elkaar in contact brachten. Ze handelden in van alles en nog wat. Schepen, textiel, meubels, etenswaar enzovoort. Makelaars konden deze kooplieden bij het beantwoorden van hun vragen bijstaan.

Tot aan het eind van de 17e eeuw bemiddelde de makelaar bij allerlei soorten handelswaar. Tegenwoordig is een makelaar verplicht om bij zijn titel ‘makelaar’ te vermelden op welk gebied hij mag makelen. Bijvoorbeeld makelaar in onroerend goed. Hoe meer handel er in de loop der jaren kwam, hoe meer makelaars werden aangesteld. 

In de 16e eeuw verenigden de makelaars zich in een gilde, om er voor te zorgen dat ze de kwaliteit van hun werk konden garanderen en om zich te beschermen tegen de concurrentie van mensen die ook optraden als bemiddelaar, maar daarvoor niet door het stadsbestuur waren aangesteld. Het woord beunhaas is in vermoedelijk in deze tijd ontstaan.

Om een erkende makelaar van een beunhaas te onderscheiden werd in een keur van het jaar 1636 bepaald dat de makelaars bij het sluiten van een koop, een stokje zouden moeten laten zien waarop het wapen van hun stad was aangebracht. Die makelaarsstokjes zijn tot ver in de 18e eeuw in gebruik gebleven. Ze worden nog steeds uitgereikt bij jubilea van makelaars.

 Betrouwbaar, nauwkeurig en eerlijk 

De eisen waaraan een makelaar moest voldoen, werden door de stedelijke overheid vastgesteld. In een verordening uit 1578 wordt voorgeschreven dat een goed makelaar betrouwbaar, nauwkeurig en eerlijk moet zijn. Hij moet geheimhouding betrachten ten aanzien van de opdrachten van zijn meesters en niet bij een koopman aanlopen die al van een andere makelaar is voorzien. Eisen die tegenwoordig nog aan een makelaar worden gesteld.

Makelaars organiseerden zich dus al in de 17e eeuw in een gilde. Tijdens de Franse overheersing verdwenen die gilden. Pas in 1877 richten de makelaars een nieuwe vereniging op die later de MVA ging heten. (Makelaarsvereniging Amsterdam). Een andere vereniging uit het eind van de 19e eeuw is de NBM (Nederlandse Bond van Makelaars) en aan het eind van de jaren dertig van de twintigste eeuw is er nog een organisatie ontstaan: de NBGM, Nederlandse Broederschap van Gediplomeerde Makelaars.

De drie organisaties kenden in de periode voor de Tweede Wereldoorlog onenigheid met elkaar. Pas in 1984 is door een samengaan van de NBM en de MVA de NVM ontstaan, de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen.